dinsdag 22 mei 2012

Moira

Een modern sprookje

In haar gedachten verzamelde een meisje genaamd Moira met haar ene hand brandende hoepels om er doorheen te springen. In haar andere hand hield ze stevig haar pop vast met strikjes in het haar. Met het ene been stond ze stevig op de stenen achterop het erf, met haar andere been vloog ze in haar verbeelding door de hoepels heen. Dit alles terwijl haar gedachten als een donderslag omsloegen naar haar onlangs overleden moeder en zo richtte ze instinctief, alsof iemand haar roep zich zo te gedragen, haar gezichtje naar de zon. Ze herinnerde de zon als het pictogram van de allereerste samenleving op aarde en dat ze daar God en de hemel mee uitbeeldde. Zonnestralen straalden op dat moment over haar gezichtje, als een knipoog van haar moeder. Ze besefte dat de zon rond was, eenheid uitstraalde, dat alles en iedereen verbonden was met elkaar en hoe ze zo contact had met zowel haar gedachten als met haar fysieke handen en benen. Hoe haar moeder nog steeds onderdeel was van haarzelf.

Voor heel even wilde ze ontzettend graag de tijd terug draaien om haar moeder weer te zien. Maar ze overtuigde zich ervan dat tijd geen enkele rol hoorde te spelen. Het leek namelijk even alsof de stenen waar ze overheen huppelde zich in een andere tijdsdimensie bevonden en net zo goed leefden, maar dan velen jaren langer dan haarzelf. Ze begreep dat acceptatie het sleutelwoord was en dat het zaak was haar omgeving en alles en iedereen te omarmen en te vertrouwen.

Nog niet lang geleden hoorde ze haar oom vertellen dat de mens slecht was, intrinsiek slecht, maar hoe kon ze dat dan geloven als ze van binnen geen slechte gedachten had. Of was dat soms niet zo? Hoe zou slecht überhaupt te meten zijn? Is slecht een huisdier kopen om die vervolgens in een sloot te verdrinken? Is slecht zijn alles en iedereen opsluiten om zo alle mysterie te vangen in je vuist? Zijn dat dan slechte gedachten? Wat als alles geoorloofd was zodra God en de zon er niet meer waren? Maar het deed er voor haar niet toe of deze er voor haar waren. Ze wist dat ze één was, zowel met haar pop als met haar moeder, simpelweg door zich te bewegen door de ruimte en te zijn en te beseffen dat slecht slechts een creatie, een bijeffect van goed is. Bij iedere hoepel waar ze doorheen sprong verzekerde ze zich ervan dat ondanks het gegeven dat er slechte gedachten bestonden, ze altijd de goede zou dienen.

Met deze gedachten huppelde ze alsmaar verder de stenen over totdat Moira zo ver van het erf verwijderd was dat ze was verdwaald. De duisternis omhulde haar toen ze haar gezichtje naar de verre sterren richtte die haar vol liefde aan leken te kijken. De stenen onder haar hielden op een gegeven moment op en zo bevond ze zich aan de rand van een diep ravijn. Tegelijkertijd voelde ze zich verankerd tot de stenen als opgestegen naar de sterren. Ze besefte dat ze nog één brandende hoepel door moest om samen met haar moeder te zijn, ook al was ze ervan overtuigd dat ze dat al was, want als alles één is, dan is alles niets. En met deze gedachten hield ze in haar ene hand stevig haar pop vast, in haar andere een brandende hoepel. Haar ene been sprong er doorheen en uiteindelijk verliet ook het andere been de stenen. Ze wist dat ze goed deed. Ze vertrouwde namelijk alles en iedereen, zo ook haar gedachten als haar vlucht en zo werd ze één met de stenen, de sterren, met jij en ik en alles er tussenin. Voor eens en altijd.

Tegenwoordig, wanneer we ons voor een ravijn bevinden, waar de wereld zich voor ons opent en we hemel en aarde kunnen overzien, herdenken we het meisje Moira die in ons huist, haar lot en ons uiteindelijke lot.